Pieter Peeters

Flashback Pieter Peeters.
Gepubliceerd 14 maart 2005 in NB nr. 14 van jaargang 2004/05

Pieter_peeters
Drs. P.H.W. Peeters, 21e Veteranenweekend 2003
Zwolle, 16 mei 2003

Op 11 mei 1959 werd ik op de wereld geschopt in een stad, Gennep, vlakbij Nijmegen. Na een half jaar had ik wel gezien dat het daar op voetbalgebied niet best was. Wat moet je nu met NEC of Fortuna Sittard. Gelukkig mocht ik met mijn ouders mee naar Amsterdam waar we in de Philips van Almondestraat, een kleine zijstraat van de Witte de Withstraat, kwamen te wonen. Mijn eerste voetbalherinneringen komen ook uit die straat. Ik was ongeveer zeven. Hoewel er twee garages en een gebouw van de telefoondienst zaten kon je gewoon midden op straat voetballen. Dat deden we dan ook veelvuldig. We speelden putjesvoetbal, de putten midden op de straat waren de doelen. We moesten wel enigszins opletten want aan het ene uiteinde van de straat reden er trams en aan de andere kant was een gracht. En voor die enkele auto die er reed gingen we gewoon even aan de kant.
In 1968 verhuisden we naar Amsterdam-Noord. EN DAAR WAREN GRASVELDEN! Tussen de flats en vlakbij school, voetbalden we tot we erbij neervielen. Ook leuk was dat je de deuren van de garages als doel kon gebruiken. Daar hadden de bewoners van de vierde verdieping ook nog plezier van.
We woonden in een nieuw flatgebouw van een katholieke woningbouwvereniging. Veel jonge ouders dus ook veel jonge kinderen, en allemaal voetballen. Achter de flat werd een basisschool gebouwd met een schoolpleintje. Op dat plein stonden twee kunstwerken met een gat aan de onderkant. Door die gaten kon maar net een bal, dus hadden we twee doeltjes. We speelden in allerlei samenstellingen wedstrijden van 4 tegen 4 tot 1 tegen 2. Dat bleven we, met ongeveer dezelfde jongens, vele jaren doen. Toen het WK in Argentinie gespeeld werd, voetbalden we voor de eerste wedstrijd, tijdens de rust van deze wedstrijd, tussen de eerste en de tweede wedstrijd, tijdens de rust van de tweede wedstrijd en, als het nog enigszins kon, ook nog na de tweede wedstrijd. Dat was dan wel 11 uur in de avond. Het voetbal op zo’n schoolpleintje, met kleine aantallen, leert je heel goed tactisch opstellen: je moet de man met de bal en de andere tegenstander in de gaten houden en tegelijkertijd precies weten waar je eigen doel is. Als je een tegen twee speelde moest je razendsnel kunnen uitbreken en loepzuiver over twintig meter kunnen schieten. Ook van de techniek die je op deze kleine veldjes aanleerde heb ik nog veel plezier gehad. Ook later, toen ik al ruim in de dertig was voetbalde ik nog wel eens op straat. In de kooi op het Henrick de Keijserplein, samen met leerlingen en jongens uit de buurt. Ik kreeg regelmatig te horen dat ik zo “Marokkaans” voetbalde. Met de techniek uit mijn jeugd kon ik me nog steeds meten met de Amsterdamse straatjeugd uit Casablanca en omgeving. Maar genoeg over het straatvoetbal.
Toen ik tien was, mocht ik me aanmelden bij een echte voetbalvereniging. Het werd, we waren katholiek, Rood Wit-A dat op Elzenhage speelde. Ik begon in de A-pupillen. We speelden competities in Amsterdam-Noord. Daar waren voldoende verenigingen. Pas in de C-junioren gingen we het IJ over. We speelden ook ontzettend veel toernooien: het PUEFA-toernooi in Purmerend en het toernooi van Theole uit Tiel kwamen elk jaar terug. Toen begonnen ook de blessures: twee keer een gebroken arm met voetballen in de A-pupillen en, in de C-junioren een gebroken been. Ik speelde met een ander elftal mee en terwijl ik scoorde trapten twee tegenstanders tegelijk mijn been doormidden. Het was een beetje vervelende breuk waarmee ik eerst zes weken moest liggen en daarna nog eens vijf weken loopgips kreeg. Hoewel ik mijn been in maart gebroken had mocht ik pas in september weer voetballen. Let wel: “voetballen”. Over trainen had de dokter niets gezegd. Dat deed ik dan al eind juli hoewel ik nog niet normaal kon lopen. Al die jaren heb ik altijd goede trainers gehad, varierend van een vader van een medespeler die toevallig ook trainer in Zeist was tot een groot deel van de familie Reuser. Over het voetballen in de jeugd kan ik me niet zoveel herinneren. Ik speelde op alle plaatsen op het middenveld en in de verdediging. En omdat ik op veel plaatsen inzetbaar was speelde ik ook vaak mee met andere elftallen. Een keer met de B-junioren 1 kan ik me nog herinneren. Ik mocht invallen, in de basis nog wel, tegen Ajax. Hoewel de competitie al een tijd onderweg was had de keeper van Ajax nog geen tegendoelpunt om zijn oren gekregen. In de rust van deze wedstrijd hebben ze hem huilend moeten wisselen, het stond toen 5-0 voor Rood Wit-A. Dat we voetbalgek waren bleek wel in de A-junioren: ik was geblesseerd, kon niet lopen van de pijn aan mijn enkel en had helaas af moeten schrijven. Omdat er in een lager elftal wat afwezigen waren heb ik daar, zwaar ingezwachteld en bijna vanuit stilstand een hele wedstrijd meegespeeld. Jaren later bleek ik dat met een gescheurde enkelband gedaan te hebben. Toen naar de zondag-senioren. Daar heb ik een paar jaar in het vierde, net nog selectie, gespeeld. Leider was Joop Bart. Zijn tacktische bespreking voor de wedstrijd was altijd hetzelfde: “Geen gepiel in de verdediging, lange balle naar voren en bier na de wedstrijd!”.
Toen werd ik “gescout” voor de zaterdag. De toenmalige trainer wilde versterking voor het eerste en vroeg wat spelers van de zondag 4 om de zaterdag 1 te komen versterken. Ik vlagde al vaak bij het eerste van de zaterdag, dus was de overstap niet zo groot. Na een paar jaar in het eerste, met onder andere Nico Sijmons als trainer, zakte ik langzaam naar het tweede. In dit elftal heb ik van alles meegemaakt. Sta je aan het begin van de competitie met twintig man, speel je in april een wedstrijd met negen man en dan nog winnen ook. Ik heb wel eens gezegd dat we, voor dat we vanaf het Vianney-Centrum vertrokken, altijd even bij de bushalte gingen kijken of er nog mensen met voetbalschoenen in de boodschappentas stonden.
Tijdens een van die seizoenen liep ik tijdens een training een knieblessure op. Natuurlijk, ondanks de pijn en de last die ik had, gewoon door voetballen. Een paar maanden later bleek het een gescheurde meniscus te zijn en volgde een operatie. Ik ontdekte toen dat ik er een hekel aan heb naar een wedstrijd te kijken waar ik eigenlijk zelf aan zou meedoen. Zeker als ik het gevoel heb er zo het veld in te kunnen stappen. Voor de operatie ben ik twee maanden niet naar mijn elftal wezen kijken, voor mijn gevoel kon ik zo meedoen maar het mocht alleen niet. Na de operatie, toen ik nog niet op mijn been kon staan, stond ik met twee krukken langs de lijn. Omdat ik toch niet mee kon doen vond ik het niet erg langs de lijn te staan
Een paar seizoenen later had ik, door een andere blessure, zo’n last van mijn knie dat ik niet eens kon lopen. Een mooi moment om dan maar familiefoto’s te laten maken. Mijn zwager vroeg toen we klaar waren of ik nog naar het voetballen wilde. Toch mijn tas maar gehaald en maar gaan kijken bij mijn elftal. Bleken ze maar met negen man te zijn. Omkleden en meespelen: “Trainer, waar moet ik staan? (Lopen kon ik niet!)”. “Ach, ga maar in de spits staan en houd de bal maar vast”. Dit was het begin van een nieuwe carriere als centrumspits. Toen ik al in de dertig was speelde ik weer wedstrijden in de zaterdag 1 en dat in de derde klasse KNVB.
Op een bepaald moment voelde ik me toch te oud worden om wekelijks twee keer te trainen. Ook kleine pijntjes gaven steeds meer last. Omdat ik toch wilde blijven voetballen ben ik bij de veteranen gaan spelen en heb daar twee seizoenen met veel plezier gebald. Helaas was het niet meer mogelijk om voldoende spelers bij elkaar te krijgen en werd besloten dan maar te stoppen. Omdat de gehele zaterdagafdeling personele problemen had is deze toen maar in zijn geheel opgeheven. Ik had geen zin om op zondag te gaan voetballen, maar wilde toch de mogelijkheid open laten om te blijven voetballen. Gelukkig gebeurde dit alles eind mei zodat ik nog net tijd had om naar de overkant te lopen en me aan te melden bij de, toen nog, mogelijke fusiepartner SC Orient. Dit met het idee dat de rest van Rood Wit-A na een jaar wel zou volgen. Ik had alleen maar opgegeven dat ik op zaterdag wilde spelen en niet in welk elftal. Dus werd ik aan het eind van de vakantie gebeld door ene Kees Hout die mij vroeg waar ik wilde spelen. Toe ik zei dat me dat niet zo veel uitmaakte, kwam hij met het verzoek of ik dan een wedstrijd wilde spelen bij de veteranen 2. Die moesten een bekerwedstrijd spelen en er waren, vanwege de vakantie, te weinig spelers. Natuurlijk zeg je geen nee tegen een dergelijk verzoek. Ik kende helemaal niemand van de veteranen 2 en toen ik bij Orient aan kwam zat daar een groepje spelers waarvan ik meteen al zag dat die wel in een goed team moesten spelen. Dat klopte ook. Helaas was dat de tegenpartij en we verloren met 2-13 van ze. Ondanks de nederlaag ben ik bij de veteranen 2 blijven hangen. De sfeer was uitstekend. Het eerste jaar bij de veteranen 2 was het jaar dat we naar “de Bonte Wever” zijn geweest. Een dergelijke afsluiting van het seizoen had ik nog nooit meegemaakt. Gelukkig bleek het een traditie te zijn. Over het voetbal bij de veteranen 2 valt weinig te zeggen wat jullie niet zelf weten en daarom zal ik dat niet doen. Wel hoop ik nog jaren bij dit team te horen.
Nu de deadline twee weken verschoven is heb ik nog wat tijd genomen om het eind te herschrijven.
Toen mij gevraagd werd een “Flashback” te schrijven dacht ik in eerste instantie: “Is mijn carriere dan al afgelopen, heb ik aangegeven te stoppen?”. De laatste weken denk ik echt dat mijn voetbalcarriere afgelopen is. De operatie aan mijn knie, twintig jaar geleden is niet helemaal succesvol verlopen. Het stukje meniscus dat ze hebben laten zitten bleek al vrij snel ook niet helemaal vast meer te zitten. Veel last had ik niet van. Ze zouden het restje dan pas ook weghalen als mijn knie helemaal kapot was omdat het niet echt goed is geheel zonder “schokdemper” rond te lopen. Dat de chirurg toen ik weg ging: “Tot ziens” zei vond ik toen al niet zo leuk. Nu heb ik al weer een paar maanden last van mijn knie en dat zonder aanwijsbare oorzaak. Maar ik denk dat ik, als ik naar een dokter ga, te horen krijg dat er weer gesleuteld moet worden. En dat zou dan “einde verhaal” betekenen.

Pieter, bedankt voor je verhaal.